IVA-uitkering en bijna AOW-gerechtigd: toch recht op (volledige) transitievergoeding.
Op 13 juli jl. heeft het Hof Den Bosch uitspraak gedaan in een zaak waarin een werknemer die een IVA-uitkering (volledig en duurzaam arbeidsongeschikt) ontvangt en nog 20 maanden voor zijn AOW gerechtigde leeftijd is zijn werkgever verzoekt de transitievergoeding te betalen.
Het hof komt tot het oordeel dat werkgever de volledige transitievergoeding a ruim 73.000 EUR is verschuldigd, dit terwijl de kantonrechter in eerste aanleg tot betaling van een veel lagere transitievergoeding (25.000 EUR) had geoordeeld.
Wat zien we in deze uitspraak?
IVA-uitkering
Het hof haalt de memorie van toelichting op het Wetsvoorstel van wet houdende maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsongeschiktheid aan. Hierin is kort gezegd te lezen dat om niet in strijd te handelen met het beginsel van gelijke behandeling ook de werknemer die ontslagen wordt na langdurige arbeidsongeschiktheid recht heeft op de transitievergoeding. Alle werknemers van wie de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd (of niet wordt voortgezet) hebben in beginsel recht op een transitievergoeding. Het feit dat langdurig zieke werknemers reeds geruime tijd arbeidsongeschikt zijn (geweest) en gedurende die tijd hun loon doorbetaald hebben gekregen, maakt dit niet anders. De verplichte loondoorbetaling bij (langdurige) ziekte dient immers een ander doel dan het met de transitievergoeding beoogde doel, namelijk het stimuleren dat de werkgever zich inspant om ziekte te voorkomen en zich inspant voor de re-integratie van zieke werknemers.
Ook geldt ingevolge artikel 4 van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, dat geen onderscheid mag worden gemaakt bij het aangaan en beëindigen van een arbeidsverhouding en bij de arbeidsvoorwaarden. Het laten vervallen van de verplichting tot betaling van de transitievergoeding zou dan ook verboden onderscheid tot gevolg hebben van werknemers met een handicap of chronische ziekte die in verband daarmee wegens langdurige arbeidsongeschiktheid worden ontslagen.
Gelet op het doel van de transitievergoeding, namelijk compensatie voor (de gevolgen van) ontslag waarbij de hiermee gemoeide middelen ingezet kunnen worden voor het vinden van een andere baan, is er geen grond voor het maken van een uitzondering op de verplichting voor de werkgever om een transitievergoeding te betalen bij een ontslag om langdurige arbeidsongeschiktheid. Ook voor werknemers die langdurig arbeidsongeschikt zijn, kunnen deze voorzieningen immers van belang zijn voor het zoeken van ander werk. Dat geldt zowel voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten als voor de categorie volledig arbeidsongeschikten. De vergoeding dient immers als compensatie voor (de gevolgen van) ontslag en kan bijvoorbeeld ook worden aangewend voor (tijdelijke) compensatie van verlies aan inkomen dat met ontslag gepaard kan gaan.
Bovenstaande maakt naar het oordeel van het Hof dat het feit dat de werknemer een IVA-uitkering krijgt geen aanleiding kan geven hem een lagere transitievergoeding toe te kennen. Dat was niet de bedoeling van de wetgever.
Bijna AOW-gerechtigde leeftijd
Het Hof stelt voorop dat werknemer niet is ontslagen wegens het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Daarnaast voegt het Hof daaraan toe dat – indien werknemer niet volledig arbeidsongeschikt was geweest - het geenszins vanzelfsprekend meer is dat iemands dienstverband zonder meer eindigt bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
Werkgever probeert nog aansluiting te zoeken bij de ‘oude’ Aanbeveling behorende bij de kantonrechtersformule. In deze aanbeveling is aangegeven – kort weergegeven - dat indien de verwachte inkomstenderving tot aan de redelijkerwijs te verwachten pensioneringsdatum van de werknemer lager is dan de formule, dan wordt de vergoeding berekend aan de hand van die inkomstenderving. Het Hof maakt hier korte metten mee. Naar het oordeel van het hof kan niet worden aangesloten bij deze Aanbeveling. De wetgever was daarmee bekend en heeft kennelijk geen aanleiding gezien een soortgelijke wettelijke regeling te treffen.
Tot slot voert werkgever aan dat een volledige transitievergoeding van 73.000 EUR niet in verhouding staat tot de ‘schade’, het inkomensverlies, voor de werknemer van ongeveer 6.000 EUR. Het Hof gaat ook hier – in tegenstelling tot de kantonrechter - niet in mee. Het Hof geeft aan dat de wetgever heeft gekozen voor een forfaitaire vergoeding, die ook verschuldigd is indien er niet of nauwelijks sprake is van kosten in verband met een overgang naar een andere baan of inkomensverlies. Zo heeft de wetgever het recht op en de hoogte van de transitievergoeding uitdrukkelijk niet gekoppeld aan de ‘schade’ of inkomensverlies. Dit maakt naar het oordeel van het Hof dat het feit dat de werknemer een vergoeding toegewezen krijgt die in geen verband staat tot de door hem geleden schade of het inkomensverlies, geen aanleiding kan geven hem een lagere transitievergoeding toe te kennen.
Oordeel
Het hof oordeelt dat er geen grond bestaat, ook niet als alle genoemde omstandigheden in samenhang worden beschouwd, om toekenning van een volledige transitievergoeding onaanvaardbaar te achten en op die grond te matigen. Werkgever wordt veroordeeld tot het betalen van een tranistievergoeding van 73.514,42 EUR bruto.
Heeft u naar aanleiding van deze uitspraak vragen, neemt u dan gerust contact met ons op. Wij adviseren u graag nader.