College: hoofddoek toegestaan.


Foto bij College: hoofddoek toegestaan.

Op 20 november 2017 heeft het College voor de rechten van de mens haar uitspraak gepubliceerd in een zaak aangespannen door een hoofddoekdragende moslima, werkzaam bij de Nationale Politie in de functie van assistent intake & service.
Deze werkneemster mag van de werkgever haar werk verrichten met een hoofddoek om, echter dan wel in eigen (burger)kleding. Dit terwijl al haar directe collegae bij het uitvoeren van dezelfde werkzaamheden een (politie)uniform dragen. Werkneemster is van mening dat er sprake is van discriminatie.
Werkgever daarentegen betoogt dat op de politieambtenaar de ‘Gedragscode lifestyle-neutraliteit’ van toepassing is. In deze code is bepaald dat ieder zichtbaar en herkenbaar teken van onder andere (levens)overtuiging, religie en politieke overtuiging, verboden is. Volgens werkgever is dit nodig voor de neutrale, onpersoonlijke en uniforme gezagsuitstraling van de politie en daarnaast is dit ook nodig voor de veiligheid van de politieambtenaar.

Het college oordeelt dat de Nationale Politie niet zonder meer het dragen van een hoofddoek in combinatie met het dragen van een (politie)uniform kan verbieden voor een functie waarin (slechts) beperkt contact is met de burger. Het verbod om het politie-uniform in combinatie met een hoofddoek te dragen treft de werkneemster namelijk in een religieuze uiting, hetgeen indirect onderscheid op grond van godsdienst oplevert. Blijkens de wet is indirect onderscheid niet verboden als daarvoor goede redenen zijn. Deze werkgever wil met het verbod een neutrale, uniforme gezagsuitstraling van de politie bereiken. Het gaat om het vermijden van zelfs maar de schijn van niet-neutraliteit of niet-objectiviteit. Ook is het verbod bedoeld voor de eigen veiligheid van de politieambtenaar. Naar het oordeel van het college zijn dit zwaarwegende belangen, maar in de situatie van deze werkneemster is door de werkgever de noodzaak van het verbod niet aangetoond. De werkneemster bekleedt een administratieve functie, neemt aangiftes op en is niet nader beslissingsbevoegd. Daarnaast ziet de burger haar niet op het moment dat het 0900-servicenummer door haar wordt beantwoord. Het doel van de beoogde uitstraling - in de zin van het vermijden van een mogelijke schijn van niet-neutraliteit of niet-objectiviteit – is maar in geringe mate aan de orde. Het College merkt daarnaast op dat werkgever de werkneemster in dit kader ook toestaat om met een hoofddoek om haar werk te doen, hetgeen dan blijkbaar wel kan kijkend naar niet-neutraliteit en niet-objectiviteit. Hoewel werkneemster dan haar eigen (burger)kleding draagt is zij op dat moment onmiskenbaar als politieambtenaar bij de burger in beeld. Het gelijkebehandelingsrecht vergt dat daar waar kledingvoorschriften een inbreuk op de godsdienstvrijheid met zich brengen, deze inbreuk beperkt blijft tot het strikt noodzakelijke. Die strikte noodzaak is volgens het College hier niet aangetoond.

Het College oordeelt derhalve dat de Nationale Politie in deze zaak verboden onderscheid op grond van godsdienst maakt.

Heeft u vragen over dit onderwerp of wilt u een toets van uw (kleding)voorschriften?
Neemt u dan contact met ons op. Graag adviseren wij u nader.

Bekijk het nieuwsoverzicht