‘Vliegen’ over het wegdek, reden voor ontslag?


Foto bij ‘Vliegen’ over het wegdek, reden voor ontslag?

De media heeft er ruimschoots aandacht aangegeven: de straatrace in Loosdrecht (maart 2016) waar een piloot van Transavia bij betrokken was.
Een straatrace met fatale gevolgen en een strafproces voor de piloot en zijn vader.

Strafproces
In het strafproces wordt de piloot op 17 november 2017 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Midden-Nederland vrijgesproken van het (mede)plegen van dood door schuld in het verkeer (artikel 6 WvW), hoewel de rechtbank concludeert dat hij wel heeft bijgedragen aan het verwerpelijke rijgedrag van zijn vader. De piloot wordt wel veroordeeld voor het tezamen en in vereniging met zijn vader zich zodanig gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt (artikel 5 WvW). Voor deze overtreding wordt hij veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar.

Arbeidsrelatie - Ontbindingsverzoek
Transavia en de piloot hebben sinds 7 mei 2016 een arbeidsovereenkomst (overeengekomen in maart 2016), welke in oktober 2016 is omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Transavia wist van de straatrace en was door de piloot op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen en politieverhoren. Eerst na strafrechtelijke veroordeling verzoekt Transavia op 14 december 2017 de rechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden primair op grond van - kort gezegd - (ernstig) verwijtbaar handelen van werknemer zodanig dat van Transavia in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (de zogenoemde e-grond). Subsidiair is het verzoek gebaseerd op andere omstandigheden die zodanig zijn dat van Transavia in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (de h-grond).

Oordeel rechter
De rechter oordeelt en komt tot de slotsom dat er geen voldragen ontslaggrond is en ontbindt de arbeidsovereenkomst niet.

Uitgangspunt is dat strafrechtelijke gedragingen in beginsel via het strafrecht worden afgedaan. Dit kan anders zijn indien er een duidelijke relatie bestaat tussen die gedragingen en het werk, onder meer indien het gaat om feiten, die weliswaar volledig in de privésfeer zijn gepleegd, maar die onverenigbaar zijn met (de aard van) de functie, die een werknemer bekleedt. De vraag is of die situatie zich hier voordoet. Ten aanzien van de e-grond (het verwijtbaar handelen) oordeelt de rechter dat er sprake is van ernstige verwijten, die de verkeersveiligheid betreffen en er bestaat een zekere relatie met de werkzaamheden van werknemer als piloot. Het volgen van veiligheidsvoorschriften en verantwoordelijkheid nemen voor de veiligheid van anderen maakt immers naar oordeel van de rechter onmiskenbaar onderdeel uit van de werkzaamheden van een piloot en is ook de basis van de verkeerswetgeving die hij in ernstige mate zou hebben overtreden. Maar, zo oordeelt de kantonrechter, eenmalig extreem gevaar zettend gedrag in het verkeer, dat ondanks de ernst in het strafrecht beperkt is gebleven tot overtreding van artikel 5 WvW, hetgeen een overtreding is en geen misdrijf, acht hij onvoldoende om te oordelen dat sprake is van onverenigbaarheid met (de aard van) de functie van piloot (mede ook omdat er binnen Transavia geen beleid is waarin is bepaald dat ernstige verkeersovertredingen gevolgen kunnen hebben voor het uitoefenen van het beroep van piloot).

Dan resteert de beoordeling door de rechter of er sprake is van een voldragen h-grond. De rechter oordeelt dat er hiervoor onvoldoende andere redenen zijn aangevoerd dan al besproken en haalt de bedoeling van de wetgever aan, namelijk dat de verschillende ontslaggronden (e-grond: verwijtbaar handelen en (impliciet) g-grond: vertrouwensbreuk), die elk op zichzelf niet voldoende zijn om een ontbinding te rechtvaardigen, niet bij elkaar mogen worden gevoegd in de h-grond.

Waar de rechter tot slot nog in haar vonnis aandacht besteedt is het feit dat Transavia zich voor het vaststaan van de verweten gedragingen beroepen op de inhoud van het strafvonnis van 17 november 2017. Feit is echter dat er nog geen sprake is van een onherroepelijk vonnis (in de zin van artikel 161 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) nu de werknemer hoger beroep heeft ingesteld. Dit betekent dat het vonnis van 17 november 2017 geen dwingend bewijs oplevert van het bewezenverklaarde feit, maar dat de bewijslast in deze ontbindingsprocedure voor de gestelde gedragingen van de Piloot nog bij Transavia ligt. De kantonrechter ziet gelet op al het voorgaande, en met name het ontbreken van aanknopingspunten om een veiligheidsrisico aanwezig te achten, geen reden om nu al, vooruitlopend op het strafvonnis in hoger beroep, de arbeidsovereenkomst te ontbinden.

Transavia wordt door de kantonrechter veroordeelt om de piloot weer aan het werk te stellen in zijn functie.

Deze uitspraak laat maar weer eens zien dat een strafrechtelijke veroordeling niet ‘automatisch’ een ontslaggrond oplevert en dat je als werkgever kritisch en adequaat dient te handelen op het moment dat een werknemer verwikkelt is in een strafproces. Transavia had immers ook kunnen besluiten de eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege te laten eindigen (oktober 2017).

Bekijk het nieuwsoverzicht