Wakker worden of toch blijven slapen?


Foto bij Wakker worden of toch blijven slapen?

Blijven we slapen of moet het dienstverband altijd ‘wakker’ gemaakt (beëindigd) worden? Het inmiddels befaamde Xella-arrest van de Hoge Raad is dan een belangrijk uitgangspunt geworden. Blijkens deze beslissing behoort een slapend dienstverband in beginsel te worden beëindigd (onder betaling van de wettelijke transitievergoeding) als werknemer dat wenst en werkgever geen redelijk belang heeft bij voortzetting.

De Rechtbank Overijssel mocht zich onlangs buigen en uitlaten over een casus betreffende dit onderwerp. Wat was er in deze arbeidsrelatie aan de hand. Na een loondoorbetalingsperiode van (ruim) 104 weken, is werkneemster door het UWV voor minder dan 35% arbeidsongeschikt bevonden in het kader van de WIA-beoordeling. Gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid is werkneemster in het kader van het 2e spoortraject door werkgever omgeschoold en werkte zij vervolgens bij verschillende werkgevers, eerst als taxichauffeur en daarna in de horeca, laatstelijk als manager in een restaurant.

De Rechter in deze heeft als volgt aangegeven:
‘De Hoge Raad heeft in het Xella-arrest overwogen dat als is voldaan aan de vereisten van artikel 7:669 lid 1 en lid 3, aanhef en onder b, BW voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, als uitgangspunt geldt dat een werkgever op grond van goed werkgeverschap in de zin van artikel 7:611 BW gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Daarbij geldt dat die vergoeding niet meer behoeft te bedragen dan hetgeen aan transitievergoeding verschuldigd zou zijn bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag na die waarop de werkgever wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer de arbeidsovereenkomst zou kunnen (doen) beëindigen. Op dit uitgangspunt moet een uitzondering worden aanvaard als – op grond van door de werkgever te stellen en zo nodig te bewijzen omstandigheden – de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Zo’n belang kan bijvoorbeeld gelegen zijn in reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer, aldus de Hoge Raad.’


De Rechter oordeelt vervolgens dat werkgever op 8 februari 2019 niet gehouden was om mee te werken aan een beëindiging in de zin van het Xella-arrest. Op grond van de stellingen van partijen en de overgelegde medische stukken kan namelijk niet worden vastgesteld dat op 8 februari 2019 was voldaan aan de vereisten van artikel 7:669 lid 1 en lid 3, aanhef en onder b, BW. Niet gebleken is dat werkneemster op 8 februari 2019 niet in staat was de bedongen arbeid, al dan niet in aangepaste vorm, te verrichten. 

Bovendien, zo oordeelt de kantonrechter, kan gelet op de huidige werkzaamheden van werkneemster worden aangenomen dat er reële re-integratiemogelijkheden voor haar bij werkgever bestaan, zodat werkgever ook belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst in de zin van het Xella-arrest. Dit betekent dat werkgever op 8 februari 2019 niet gehouden was om mee te werken aan beëindiging van het dienstverband en dat werkgever niet verplicht is om op grond van artikel 7:611 BW een vergoeding ter hoogte van de transitievergoeding aan werkneemster te betalen en haar vorderingen op deze onderdelen worden daarom afgewezen.

Heeft u naar aanleiding van deze uitspraak, dan wel dit onderwerp, vragen, laat het ons gerust weten!

Bekijk het nieuwsoverzicht