De 'prijs' van de verstoorde arbeidsrelatie


Foto bij De 'prijs' van de verstoorde arbeidsrelatie

Eind vorig jaar mocht de kantonrechter te Arnhem zich buigen over een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, waarbij duidelijk werd dat in die arbeidsrelatie de afgelopen jaren het nodige had afgespeeld en was voorgevallen. Duidelijk werd dat er sprake zou zijn van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst en wel op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. De belangrijke te beantwoorden vraag voor de rechter was of er aan de zijde van de werkgever sprake was van ernstig verwijtbaar handelen en zo ja of dit dan ook resulteert in een te betalen billijke vergoeding. Het antwoord van de rechter was ja en ja, inhoudende dat de werkgever is veroordeeld tot het betalen van een billijke vergoeding van EUR 100.000 bruto.

Wat was er op hoofdlijnen aan de hand?
Werkneemster is werkzaam in de functie van tandartsassistente en mag eind 2017 met werkgever (de tandarts) mee op een driedaagse cursus naar Amerika. Tijdens deze reis is er sprake geweest van seksuele intimidatie door werkgever, althans is vast komen te staan dat werkgever ongepaste en seksueel getinte opmerkingen heeft geuit en dat hij werkneemster heeft aangeraakt. Na terugkomst is op verzoek van werkneemster besloten dat zij niet langer met werkgever op één kamer hoeft te werken.

Vervolgens is werkneemster vanaf januari 2018 naast haar werkzaamheden als tandartsassistente werkzaamheden gaan verrichten als praktijkmanager en daar eveneens naar verloond. In mei 2018 laat werkneemster in een functioneringsgesprek weten dat zij nog steeds niet op één kamer met werkgever wenst te werken. Begin september van dat jaar laat werkgever weten dat zij ontevreden is over haar werk als praktijkmanager en verlaagt per september 2018 haar salaris. Eind september 2018 meldt werkneemster zich ziek.

Medio juli 2019 oordeelt de voorzieningenrechter dat werkgever niet gerechtigd was tot de eenzijdige wijziging van de arbeidsovereenkomst van werkneemster per 1 september 2018. Werkgever is onder meer veroordeeld om achterstallig salaris, inclusief de haar onthouden salarisverhoging per 1 januari 2019, aan werkneemster te betalen.

Een jaar later (september 2020) oordeelt het UWV inzake de WIA-aanvraag. Naar haar oordeel heeft werkgever onvoldoende inspanningen verricht en heeft zij daarvoor geen deugdelijke grond. Er wordt geen WIA-uitkering toegekend.

Maart 2021 verzoek werkgever het UWV tot afgifte van een ontslagvergunning wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. UWV weigert nu zij van oordeel is dat niet is gebleken werkneemster binnen 26 weken niet de bedongen werkzaamheden in aangepaste vorm kan verrichten.

Oordeel van de rechter:
Zoals gezegd oordeelt de rechter dat de arbeidsovereenkomst ontbonden zal worden wegens een verstoorde arbeidsverhouding. De rechter oordeelt verder dat in de kern is gebleken dat er sprake is (geweest) van seksuele intimidatie, het ten onterechte terugplaatsen van werkneemster in een lagere functie en het onvoldoende nakomen van re-integratieverplichtingen, hetgeen resulteert in ernstig verwijtbaar handelen door werkgever. Dit maakt enerzijds dat de volledige opzegtermijn in acht genomen dient te worden. Anderzijds komt de kantonrechter tot het oordeel dat als gevolg van dit ernstig verwijtbaar handelen er ook een billijke vergoeding door werkgever betaald moet worden. De gevraagde ruim EUR 300.000 wordt niet toegekend, maar de rechter komt tot een totaal bedrag van EUR 100.000 bruto, wat dus naast de wettelijke transitievergoeding aan werkneemster betaald moet worden.

Conclusie
Deze casus laat zien dat een opeenstapeling van gebeurtenissen in de loop van de jaren, overigens allen afzonderlijk ook behoorlijk ernstig van aard, kan resulteren in ernstig verwijtbaar handelen. De ontbinding is een feit, maar de ‘prijs’ die daarvoor betaald moet worden - zowel aan de zijde van de werkgever als de werknemer - is hoog. 

Bekijk het nieuwsoverzicht