Nul-urencontract en het recht op loondoorbetaling


Foto bij Nul-urencontract en het recht op loondoorbetaling

Een kraamverzorgster is in juli 2005 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij werkgever op basis van een nul-urencontract c.q. oproepovereenkomst. De kraamverzorgster wordt echter vanaf september 2010 niet meer opgeroepen. Nu vordert zij loon over de periode dat zij niet is opgeroepen, krachtens art. 7:610b BW. De vraag is of de kraamverzorgster beroep kan doen op het rechtsvermoeden wat betreft de arbeidsomvang, nu zij niet meer wordt opgeroepen en daaruit voortvloeiend aanspraak kan maken op loondoorbetaling. Rechtbank Noord-Holland heeft zich over deze casus op 13 maart 2013 uitgesproken (LJN BZ6725)

Artikel 7:610b BW
In artikel 7:610b BW is het volgende bepaald:

Indien een arbeidsovereenkomst ten minste drie maanden heeft geduurd, wordt de bedongen arbeid in enige maand vermoed een omvang te hebben gelijk aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden.

Dit houdt in dat het afgesproken aantal uren arbeid per maand wordt berekend als het gemiddelde aantal uren dat de werknemer in de afgelopen drie maanden heeft gewerkt.

Vordering
De kraamverzorgster stelt dat zij structureel werkzaamheden heeft verricht tot september 2010 en dat zij daarna, zonder dat werkgever daar een deugdelijke reden voor had, niet meer voor werkzaamheden werd opgeroepen. De kraamverzorgster is van mening dat zij aanspraak heeft verkregen op een vast aantal uren, te weten het aantal dat voortvloeit uit het gemiddelde van de door haar gewerkte uren in de maanden juni t/m augustus 2010. Zij eist van werkgever het achterstallig loon over de periode 1 oktober 2010 tot 1 juli 2012.

Verweer
Werkgever doet echter een beroep op artikel 3.1.17 uit de cao VVT. In dit artikel is uitdrukkelijk bepaald dat een oproepkracht werkzaam bij een kraamzorginstelling (zoals hier het geval is) waarmee een nul-urencontract is overeengekomen, na verloop van de eerste zes maanden van een dergelijk contract, geen recht heeft op loondoorbetaling tijdens de perioden waarin hij door de werkgever niet is opgeroepen om werkzaamheden te verrichten, dit conform het bepaalde in artikel 7:628 lid 7 BW.

Beoordeling
Volgens de kantonrechter kan de vraag of de kraamverzorgster op grond van artikel 7:610b BW recht heeft op loondoorbetaling in het midden worden gelaten, aangezien deze vordering op grond van de cao niet kan slagen. Het feit dat een rechtsvermoeden van een arbeidsomvang kan bestaan, brengt niet met zich mee dat géén sprake meer is van een oproepovereenkomst. Sec op grond van artikel 3.1.17 cao VVT kan de kraamverzorgster in casu geen loonaanspraak maken over de uren die zij niet heeft gewerkt.

Loondoorbetaling en CAO
Het recht op loondoorbetaling ex 7:628 BW kan dus bij CAO worden beperkt (lid 7).  De CAO VVT bevat een dergelijke bepaling, hetgeen er in deze casus op neer komt dat ook al zou er sprake zijn van enig rechtsvermoeden wat betreft de omvang van de arbeidsovereenkomst, de werkgever - op basis van de arbeidsovereenkomst en daarmee de cao - niet gehouden is loon te betalen indien de werknemer geen arbeid verricht.

Vragen?
Mocht u naar aanleiding van dit artikel vragen hebben, kunt u vrijblijvend contact met ons opnemen. Wij staan u graag te woord.

Bekijk het nieuwsoverzicht