De tranisitievergoeding voor seizoenwerkers


De transitievergoeding voor seizoen werkers

Per 1 juli 2015 zullen er als gevolg van de Wet Werk en Zekerheid een aantal ingrijpende wijzigingen in werking treden. Zo ook de transitievergoeding.
Iedere werknemer met een dienstverband van minstens twee jaar, waarbij er geen sprake is van verwijtbaar handelen dan wel beëindiging van het dienstverband op initiatief van de werknemer, heeft per 1 juli 2015 recht op deze vergoeding. Waar er echter voor de nieuwe ketenbepaling zoals genoemd in ons blog ‘Wet Werk en Zekerheid: aangenomen!’ geen sprake is van terugwerkende kracht van de nieuwe doorbrekingstermijn van zes maanden, is dat bij de transitievergoeding wél het geval. Er geldt dus geen overgangsrecht. Dit gaat mogelijk problemen opleveren als u als werkgever veel met seizoenskrachten werkt. Wat gaat dit concreet voor u betekenen?

Per 1 juli 2015 wordt voor de transitievergoeding, ook wat betreft het arbeidsverleden, de keten van arbeidscontracten pas doorbroken als er meer dan zes maanden tussen opvolgende contracten heeft gezeten. Dit leidt tot de volgende situatie:

Heeft een seizoenskracht bijvoorbeeld al 8 jaar ieder jaar een arbeidsovereenkomst voor acht maanden, dan is er tot op heden geen keten ontstaan in de zin van art. 7:668a BW: er is geen contract voor onbepaalde tijd. Voor de transitievergoeding is er echter wel een keten, namelijk van 8 x 8 = 64 maanden. Dat betekent dat de werkgever die vanaf 1 juli 2015 besluit om deze seizoenskracht geen nieuwe arbeidsovereenkomst aan te bieden, een transitievergoeding verschuldigd is. In dit voorbeeld zal dat toch bijna 2 maandsalarissen zijn, en zelfs meer als de werknemer ouder dan 50 jaar is.

Bovenstaande ontwikkeling gaat dus voor menig (seizoens)bedrijf ingrijpende gevolgen teweegbrengen. Voor de kleinere werkgever bestaat er nog een tijdelijke overbruggingsregeling. Bent u een werkgever met minder dan 25 werkgevers en wordt de arbeidsovereenkomst met de werknemer beëindigd wegens bedrijfseconomische redenen die het gevolg zijn van een slechte financiële situatie, dan mogen perioden gelegen voor 1 mei 2013 buiten beschouwing worden gelaten tot 1 januari 2020. Daarna krijgt ook u als kleine werkgever te maken met de dienstjaren voor 1 mei 2013 voor de berekening van de transitievergoeding.

Concluderend de transitievergoeding en de bijbehorende dwingendrechtelijke bepalingen geldt voor een ieder.
Wél bestaan er mogelijkheden om bepaalde gemaakte kosten in mindering te brengen, daarover in een volgend blog meer.

Heeft u  naar aanleiding van bovenstaande vragen dan wel opmerkingen of vraagt u zich nu al af welke kosten in mindering gebracht kunnen worden op de transitievergoeding? Schroomt u dan niet om contact met ons op te nemen. Graag staan wij u te woord.

Bekijk het nieuwsoverzicht