De motiveringsplicht van het concurrentiebeding!


Foto bij De motiveringsplicht van het concurrentiebeding!

De Wet Werk en Zekerheid (WWZ) bepaalt dat ten aanzien van het concurrentiebeding het uitgangspunt is dat een overeengekomen concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet rechtsgeldig is, omdat een werknemer dan aan twee zijden nadeel ondervindt. Enkel op het moment dat uit een schriftelijke motivering bij het betreffende concurrentiebeding blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen, is het toegestaan een concurrentiebeding overeen te komen in een contract voor bepaalde tijd. Deze afweging moet voor de werknemer kenbaar zijn, hetgeen betekent dat de zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen duidelijk moeten zijn omschreven, alsmede de reden waarom deze tot een uitzondering op de hoofdregel nopen.

De kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam mocht zich onlangs buigen over de schriftelijke motivering van een concurrentiebeding in een contract voor bepaalde tijd van een Consultant Banking & Insurance bij een detacheerbureau.

De wetsgeschiedenis van de WWZ biedt nauwelijks aanknopingspunten voor een nadere invulling van het criterium ‘zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang’. Wel wordt in de literatuur aangenomen dat het een zware toets betreft, gelet op het uitgangspunt dat een concurrentiebeding in een tijdelijke arbeidsovereenkomst niet geldig is. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat sprake dient te zijn van ‘specifieke werkzaamheden’ of een ‘specifieke functie’ die per arbeidssituatie een afweging en motivering vergt.
In de voorliggende casus oordeelt de kantonrechter dat werkgever de genoemde zwaarwegende bedrijfsbelangen onvoldoende concreet heeft gemaakt. Werkgever heeft in de motivering opgenomen: ‘opgebouwde netwerk, marktgebied, de behoeften en de werkwijze van DPA’ , hetgeen niet nader door haar is ingevuld. Een omschrijving welke specifieke kennis en/of (vertrouwelijke) bedrijfsinformatie de Consultant Banking & Insurance bij werkgever zal verwerven die beschermd moet worden door het concurrentiebeding ontbreekt. In dit verband is van belang dat werkgever een detacheringsbureau is en dat haar werknemers bij verschillende opdrachtgevers te werk worden gesteld en feitelijk doorgaans niet bij werkgever zelf. Bovendien kunnen de feitelijke werkzaamheden van de Consultant Banking & Insurance nog van geval tot geval verschillen.

De werkgever in deze heeft de nadruk gelegd op de investering in de opleiding van haar medewerkers en ter zitting nog bepleit dat zij hen bij zoveel mogelijk opdrachtgevers werkervaring laat opdoen, maar waarom dit bescherming behoeft in de vorm van een concurrentiebeding (en niet in een studiekostenbeding of een geheimhoudingbeding) is – naar het oordeel van de kantonrechter - eveneens onvoldoende onderbouwd.

De rechter oordeelt vervolgens dat zelfs als aangenomen wordt dat werkgever inhoudelijk wel aan de motiveringsplicht heeft voldaan, nog beoordeeld moet worden of de betreffende werknemer daardoor onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever. Ook hier geldt een restrictieve toets gelet op het fundamentele (grond)recht van de werknemer op vrije arbeidskeuze. Naast hetgeen hiervoor over het zwaarwegend bedrijfsbelang is overwogen, wordt bij de belangenafweging nog het volgende in aanmerking genomen. Niet weersproken is dat werknemer gedurende anderhalf jaar slechts bij één opdrachtgever werkzaamheden heeft verricht. Werknemer heeft maar twee externe cursussen gevolgd. Met één daarvan had hij reeds een aanvang gemaakt vóór het sluiten van de arbeidsovereenkomst met deze werkgever. Ook is niet betwist dat werknemer de eerste drie weken na zijn indiensttreding aan zelfstudie heeft gedaan en daarbij geen toegang had tot het systeem van werkgever. Vervolgens heeft werknemer bij één opdrachtgever “frontdesk”- werkzaamheden verricht waarbij hij niet zelf mocht adviseren. Anders dan de werkgever in deze stelt, kan dan ook niet worden volgehouden dat werknemer een ‘carrièreboost’ heeft gemaakt waar de concurrent nu de vruchten van gaat plukken. Verder weegt mee dat werknemer belang heeft bij werkzaamheden die beter aansluiten bij zijn eerdere werkervaring in het bankwezen, hetgeen bij de nieuwe werkgever het geval is, omdat hij bij ING te werk zal worden gesteld. Daarnaast weegt in belangrijke mate mee dat werknemer bij de nieuwe werkgever een (aanzienlijk) hoger inkomen kan verdienen. Een en ander brengt mee dat het belang van werknemer om door schorsing van het concurrentiebeding in staat te worden gesteld bij de nieuwe werkgever in dienst te treden naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter zwaarder weegt dan het belang van werkgever bij handhaving daarvan.

De slotsom van de kantonrechter: het concurrentiebeding wordt bij wege van voorlopige voorziening geschorst.

Heeft u vragen over (de inhoud van) een concurrentiebeding, of de vereiste schriftelijke motivering (bij contracten voor bepaalde tijd) neemt u dan gerust contact met ons op.
Graag staan wij u terzijde en adviseren wij u nader.

Bekijk het nieuwsoverzicht