Reikwijdte van de scholingsverplichting: geen ontbinding van de arbeidsovereenkomst


Foto bij Reikwijdte van de scholingsverplichting: geen ontbinding van de arbeidsovereenkomst

De WWZ heeft artikel 7:611a BW geïntroduceerd, de zogenoemde scholingsverplichting van werkgever. Recent verscheen er een uitspraak in een ontbindingsprocedure waarin dit artikel een toch cruciale rol speelde.

Wat was er in deze casus aan de hand?
Werknemer, sinds 2001, werkzaam in de functie van senior relatiebeheerder. In de functie van werknemer is het een vereiste dat hij een aantal Wft-diploma’s behaalt. Werkgever heeft hem meermaals gewezen op de verplichting om de betreffende diploma’s te behalen. Met ingang van 1 januari 2014 zijn er nieuwe regels van kracht op grond waarvan adviseurs en bemiddelaars uiterlijk 1 januari 2017 in het bezit moeten zijn van zogeheten adviseursdiploma’s. Werkgever heeft werknemer meegedeeld dat indien hij niet uiterlijk op 31 december 2015 over de vereiste diploma’s beschikt, werkgever genoodzaakt is het dienstverband te beëindigen. Op 1 januari 2017 heeft werknemer de vereiste diploma’s niet behaald. Werkgever verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden, primair op grond van verwijtbaar handelen en/of nalaten - de e-grond -  en subsidiair op de h-grond, zijnde de zogenoemde restgrond.

Oordeel kantonrechter
Feit is dat werknemer op 1 januari 2017 niet in het bezit was van de -  in gevolge de Wft - vereiste diploma’s. Gevolg hiervan is dat werkgever werknemer vanaf deze datum niet langer advieswerkzaamheden mag laten verrichten. Maar, maakt dit dat het niet behalen van deze diploma’s geldt als verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van werknemer, dan wel of de omstandigheid dat hij niet over de vereiste diploma’s beschikt onder de h-grond valt?

Uit het dossier en hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat de inspanningen die werkgever heeft verricht om te bereiken dat werknemer de diploma’s zou behalen, beperkt zijn gebleven tot sommaties en brieven, het ter beschikking stellen van studiematerialen en het een enkele keer toesturen van inlogcodes van het opleidingsinstituut. 

Werkgever heeft in de ontbindingsprocedure toegelicht dat haar andere werknemers de diploma’s hebben behaald door studie in de avonduren en door waar nodig een vrije dag op te nemen. Zij vindt dat ook redelijk, aangezien een dergelijke studie ook een investering in jezelf is.

Onder verwijzing naar artikel 7:611a BW laat de kantonrechter weten dat dit standpunt van werkgever niet wordt gedeeld. Uit artikel 7:611a BW volgt namelijk dat werkgever werknemer in staat had moeten stellen om de noodzakelijke scholing te volgen. Voor zover werkgever meent dat zij werknemer voldoende in staat heeft gesteld om de noodzakelijke scholing te volgen door de opleidingskosten te vergoeden, staat zij een te beperkte uitleg van artikel 7:611a BW voor. De uit dit artikel voortvloeiende verplichting brengt met zich mee dat de werkgever gehouden is om de noodzakelijke maatregelen van organisatorische aard te treffen ten behoeve van de noodzakelijke scholing van de werknemer, waaronder het ter beschikking stellen van reguliere arbeidstijd voor studieactiviteiten.

Conclusie
De kantonrechter oordeelt dat nu werkgever niet aan haar verplichtingen als werkgever op grond van artikel 7:611a BW heeft voldaan, en daarmee werknemer onvoldoende in staat heeft gesteld de noodzakelijke scholing te volgen, kwalificeert het niet halen van de relevante diploma’s ook niet als verwijtbaar handelen van werknemer. Ontbinding op grond van de e-grond wordt dan ook afgewezen.

Ter onderbouwing van het ontbindingsverzoek op de h-grond stelt werkgever – kort gezegd – dat de omstandigheid dat werknemer zijn werkzaamheden niet kan uitoefenen met zich brengt dat redelijkerwijs niet van werkgever gevergd kan worden dat de arbeidsovereenkomst voortduurt. Naar oordeel van de kantonrechter slaagt ook deze onderbouwing niet. Ter zitting is immers gebleken dat werknemer tussen het moment waarop hij op non-actief is gesteld, te weten rond 15 maart 2017, en de dag van de zitting de eerste twee voor hem relevante Wft-diploma’s heeft behaald. Door hem is onweersproken gesteld dat hij nog twee aanvullende diploma’s nodig heeft om zijn reguliere werkzaamheden te verrichten en dat hij verwacht die binnen een vergelijkbaar kort tijdsbestek te kunnen halen. Daaruit volgt dat werknemer voor werkgever op zeer korte termijn weer volledig inzetbaar is, zodat er geen sprake is van een zodanige situatie dat redelijkerwijs niet van werkgever kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.

De kantonrechter concludeert dat op grond van het voorgaande er geen sprake is van een redelijke grond voor opzegging, en daarmee voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst van partijen.

Heeft u naar aanleiding van bovenstaande dan wel meer in algemene zin vragen over de scholingsverplichting of over een (eventueel) ontbindingsverzoek?
Neemt u dan gerust contact met ons op, wij adviseren u graag nader.

Bekijk het nieuwsoverzicht